Aandelen van woningbouwers dalen terwijl politiek en betaalbaarheid botsen De S&P Woningbouwersindex is meer dan 10% gedaald ten opzichte van de pieken in september, en presteert opmerkelijk slechter dan de S&P 500. De voorraden zijn terug op het hoogste niveau sinds 2007, wat een golf van kortingen en incentives met zich meebrengt, wat de winsten onder druk zet. Volgens de laatste NAHB-enquête heeft 39% van de bouwers in september de prijzen verlaagd, terwijl 65% een of andere vorm van incentive gebruikte — het hoogste percentage sinds de pandemie. Tegelijkertijd stijgen de kosten. Nieuwe tarieven op zachthout (10%) en keuken- en badkamerkasten (25%, wat kan oplopen tot maar liefst 50% tegen 2026) kunnen meer dan $10.000 aan de kosten van een nieuw huis toevoegen — een daling van ongeveer 150 basispunten voor de marges van bouwers. De vraagzijde biedt weinig verlichting. De betaalbaarheid van woningen is bijna op recordlaagte, met prijzen die meer dan 50% zijn gestegen sinds 2019. Hypotheekrentes zijn gedaald tot ongeveer 6,36% — een daling van 70 basispunten sinds eind mei — maar dat heeft nauwelijks invloed op de vraag. Zelfs als de rentes zouden dalen tot 5%, zouden de maandlasten nog steeds ongeveer 40% hoger zijn dan de niveaus vóór de pandemie. Het resultaat is een markt waarin huurders de huishoudensvorming aansteken: in het tweede kwartaal werden 1,23 miljoen huurhuishoudens toegevoegd, terwijl het aantal eigenaar-bewoonde eenheden met 39.000 daalde. Het is een structurele verschuiving die benadrukt hoe de droom van woningbezit verder uit het bereik van de meeste Amerikanen glijdt — en hoe de bouwers die het ooit mogelijk maakten, gevangen zitten tussen politieke druk en economische realiteiten — en de dalende aandelenkoersen die dat aantonen. (Bloomberg)